Nerdy gesprekken over hete hangijzers in de regeneratieve landbouw.

Lenteland adviseur en -boer Anne en haar partner Ricardo laten met hun no-dig tuinderij fantastische resultaten zien: een overvloedige en bloeiende tuin met veel verschillend leven. Andere toekomstboeren gebruiken andere methoden, en halen ook daarmee een prachtige oogst op. Iedereen doet het anders, maar wat werkt dan het beste? Weinig of veel compost? Grondbewerking of niet? Wel of geen mechanisatie? Hoe ga je om met droogte? Om onze blik te verruimen, gingen we op excursie naar Landgoed Heerdeberg om met toekomstboeren van verschillende stromingen te praten over onderwerpen van discussie.

Aan het woord zijn Taco Blom, de permacultuur-boer van Landgoed Heerdeberg (Maastricht), Anne en Ricardo van Bodemzicht (Nijmegen), Linder van den Heerik van De Voedselketen (Oirschot). Een aantal startende boeren en het team van Lenteland toetsen wat ze horen aan hun eigen ervaring en kennis. Iedereen zat met gespitste oren te luisteren.

Compost

Sommigen schrikken van de hoeveelheid compost die aangebracht wordt op no-dig bedden. Kan dat van dichtbij komen? Verstik je niet juist je bodemleven? En lekken al die voedingsstoffen die je op de bodem legt daardoor niet direct uit? Hoe krijg je je bedden op tijd klaar als je niet je wintergewas onderploegt?

“We brengen in jaar één eenmalig 15 cm compost op de bedden”, vertelt Ricardo. “Dit is een bewezen methode om je bodemleven een kickstart te geven en een goede productie op gang te brengen. Dat zijn we ook verplicht naar onze klanten.” Deze dikke laag verstikt onkruid en is tegelijk een fantastische voedingsbodem voor schimmels – onze eigenlijke boeren. De schimmels gaan een samenwerking aan met plantenwortels en kunnen de plant elk moment precies de plant geven wat ze nodig heeft. “Na het eerste jaar komt er jaarlijks een laagje van 2-3 cm op, of genoeg om het bed te bedekken. We planten op elk 8e bed, en rondom de composthoop, diepwortelende meerjarigen, zoals asperges. Die vangen met hun wortels voedingsstoffen die dreigen weg te lekken (uitspoeling van de bodem) op.”

Linder: “Inderdaad zien we dat het planten van dit soort diepwortelende meerjarigen of bijvoorbeeld heggen aan de voet van een afhellend perceel goed werkt, al is er wel onderzoek nodig naar de optimale hoeveelheid compost. We moeten ons bewust zijn dat ook wij, kleinschalige bio-tuinders, schade kunnen toebrengen aan het ecosysteem. Al lijken de eerste proeven aan te tonen dat het met die schade bij compost wel meevalt, ook als het 15 cm is.” Tuinderij de Voedselketen brengt jaarlijks zo’n 2 cm op op de groentebedden, en nooit op al het land in één keer. Ten eerste staat de mestboekhouding dat niet toe, en ten tweede is het de ervaring dat méér niet nodig is. Elk jaar kunnen ze uit met iets minder, omdat ze alleen compost toevoegen om het bodemleven te verbeteren. Hoe beter je bodemleven is, hoe minder hulp het nodig heeft.

Dat zegt ook Taco. Alleen gebruikt hij nog veel minder compost: slechts een dun laagje compost keer, maar dan wel vaker. Dit is veel werk, maar het blijkt dat het bodemleven daar veel actiever van wordt dan van een dikke laag in een keer. Je kunt dan ook goed monitoren hoe je bodemleven verbetert, want je ziet precies hoe snel de compost verteert. Je weet dan ook wanneer je minder hoeft toe te voegen.

Houtsnippers, gras & smeerwortel

Op Bodemzicht is men groot fan van houtsnipperpaden. Hout is een fijne voedingsbodem voor schimmels en paddestoelen. Ook heeft het een sponsachtige werking en houdt het goed water vast. Doordat je eroverheen loopt, verteert het sneller en verbetert het de structuur van de bodem. Daarbij ziet het er ook nog eens netjes uit en heb je nooit last van modderige paden.

In het grotere veld (agroforestry in wording) zijn geen housnippers of compost. Daar wordt de bodem verzorgd door kippen die volgens een gepland begrazingsschema door het veld trekken. Met de ravage die ze één keer in de 11 maanden aanrichten op een plekje, én door hun mest, wordt plant- en wortelgroei (en dus bodemleven) gestimuleerd. Dit is overigens pas fase 1 in het plan van transformatie naar een systeem met veel lagen en structuur. Er komen bessen, rabarber, zuring, asperges, aardpeer, en iets meer rationeel geplante bomenrijen in zichtlijnen die bedacht zijn met respect met de cultuurhistorisch erfenis van het landgoed.

Van dit zijsprongetje terug naar de houtsnippers. Wat vindt Linder daarvan? “Om houtsnippers te maken heb je een hakselaar nodig, die veel benzine verbruikt. Ook is het veel werk om elke twee jaar houtsnippers te verspreiden over alle paden. Bij ons worden de paadjes tussen de groentenbedden gewied en gemulched met onkruid. De hoofdpaden worden gemaaid, of soms bedekt met houtsnippers. We hebben wel hakhouthagen, hier gebruiken we wel houtsnippers van bij de bomen en struiken. Houtsnippers zijn perfect voor voedselbossen, voedselbosranden en fruithagen, zo bouw je namelijk een bosbodem op.” De Voedselketen begon op een verwaarloosd voedselbos dat eigenlijk een dikke mat van kweekgras was: tot 30 cm diep bijna alleen maar witte kluit van kweekgraswortels, en maar 40% grond tussen de wortels. Daar moesten jonge bomen geplant worden. Ze bedachten een experiment:

Bomen planten en

  1. verder niks doen;
  2. de bodem afdekken met biologisch afbreekbaar worteldoek;
  3. met mulchmat (5-laags bioplastic met daarop jute);
  4. met compost;
  5. met houtsnippers;
  6. smeerwortel planten om de bomen heen.

De smeerwortel bleek zeer effectief. In jaar 1 hadden ze drie smeerwortels per boom geplant, in jaar 2 was de bodem bedekt, na vier jaar waren ze volop aan het oogsten van boom en struik. Waar niks was gedaan waren de bomen nauwelijks gegroeid, en de rest werkte nauwelijks beter. De mulchmat werkte wel iets beter, maar bleek een woelmuizenparadijs dat ook nog eens heel duur was.

Het gesprek verschuift naar smeerwortel, een plant die een diepe penwortel heeft en daarmee compacte bodem los kan maken. Ook haalt de wortel mineralen uit de diepte naar boven en verrijkt daarmee de bodem. Ook Ricardo is erg enthousiast, Taco niet. Die geeft de voorkeur aan paardenbloemen. Dat heeft wellicht te maken met de lokale ecologie en bodemtype: in de omgeving van de tuinderij van Taco in Zuid-Limburg komt vrijwel geen smeerwortel voor.

Teeltwisseling

Om grondgebonden plagen en ziektes te voorkomen heb je een teeltwisseling nodig. Of klopt die aanname, die op elke landbouwschool geleerd wordt, niet? Taco vertelt dat hij bij wijze van experiment 15 jaar lang kool in hetzelfde bed teelde (en kool is typisch een gewas waarvan men zegt dat ie maar één keer in de 6 jaar op dezelfde plek mag staan) – zonder enig probleem, en zelf met voordelen voor het bodemleven. Linder voegt daaraan toe dat je in een wisselteelt planten bij elkaar zet die op elkaar lijken, en dat je daarmee juist ziektes aantrekt. Het is net als met ploegen, als je het doet, moet je het blijven doen.

Irrigatie

Taco: “Als jonge bomen dreigen te sterven geef ik ze water, met diepe verticale druppelirrigatie. Ik zie het veel te veel gebeuren dat bomen tot 3 keer toe herplant moeten worden. En doordat zoveel bomen doodgaan in voedselbossen, hebben we nu een bomentekort. Groente geef ik geen water, die mogen best doodgaan.

Linder: “irrigatie is seizoens- en plekgebonden. Ten eerste zorgt de combinatie van bomen, bodembedekking en poeltjes ervoor dat ik bijna nooit hoef te beregenen. Ik geef als het nodig is in de beginfase van de plantengroei water, en dan liever in een keer een heleboel dan de hele tijd een beetje. Zo gaan de wortels diep wortelen, en zijn de planten sterker. We gebruiken een sectorsprayer, zodat de bomen overal gaan wortelen, en niet alleen bij de slang. We gebruiken alleen regenwater, nooit grondwater. We hebben 40.000 liter in IBC-vaten. De eigenaar van de grond heeft in samenwerking met het waterschap een grote vijver aangelegd waar wij uit mogen pompen. De pomp zit in de bekisting zodat je het ecosysteem niet hoeft te verstoren.

Ricardo: “Wij hebben wel irrigatie om risico te beperken. We voelen verantwoordelijkheid naar onze klanten om aan de vraag te kunnen voldoen. We doen overal irrigatie, ook op de houtsnipperpaden. Die kunnen het goed vasthouden als een spons. In het veld hebben we sowieso water nodig voor de kippen. De jonge bomen willen we, net als Taco, in leven houden dus geven we water als het nodig is. Met een gieter, want we willen geen vast systeem met plastic slangen.”

Mechanisatie

Zware machines maak je van je bodem een dikke en levenloze ondoordringbare plak aarde. Daarom, en vanwege de CO2 uitstoot, is het streven om zo min mogelijk gebruik te maken van zware machines op het land. Betekent dit dat alles met de hand moet?

Het is afhankelijk van het bodemtype en de staat van je bodem. Als je begint op een maisakker met zware klei, is direct overgaan op no-dig bijvoorbeeld onmogelijk. Je spade breekt simpelweg in tweeën. Daarbij is er in zo’n situatie toch al weinig bodemleven te verliezen. Eenmalig ploegen is dan een verstandige keuze. Compost inwerken kan ook helpen om werkbare en levende teeltaarde te maken. Dit kan, afhankelijk van je bodemtype, een proces van jaren zijn.

Los daarvan is iedereen het erover een dat ploegen schadelijk is voor je bodemleven en voor de vruchtbaarheid van de bodem. Wanneer schimmels en wortels met elkaar interacteren, komt er bijvoorbeeld fosfor vrij, een waardevolle meststof.

Kleine landbouwwerktuigen zijn bij Taco en Linder, vanuit pragmatisme, niet uit den boze. Het mechaniseren van compost opbrengen zou bijvoorbeeld bijzonder praktisch zijn. Ricardo en Anne, die een relatief klein oppervlak met een hoge plantdichtheid hebben, gebruiken alleen handgereedschappen, om hun kostbare schimmels te sparen.

Oriëntatie van bomen

Linder: “Het is een mythe dat bomen in een noord-zuid oriëntatie moeten staan. Je kunt uitrekenen dat ze het meeste zonlicht vangen als ze oost-west staan. Maar het allerbelangrijkst is de vorm, ligging en helling van je land. Op een helling volg je altijd de hoogtelijnen en is de oriëntatie niet van belang. En als jouw land noordoost-zuidwest ligt, ga je geen rare driehoekjes planten, dat is praktisch niet werkbaar. Ik ben fan van oost-west, tenzij je land anders bepaalt, of als je gewassen als graan tussen je bomen wilt planten. Die hebben uniform licht nodig, dus dan is noord-zuid beter.”

Taco: “Het maakt eigenlijk niks uit. Het verschil ook per gewas. Er wordt veel te veel gefocust op maximale zonuren, terwijl heel veel planten niet houden van felle directe zon. Een andere misvatting is dat fruitbomen beschut in en warm moeten staan. Mijn eigen bevinding is dat fruitbomen het juist het best doen in de wind.”

Anne: “Ook esthetiek is belangrijk. Omdat ik er zelf blij van wordt, omdat je rekening moet houden met de cultuurhistorisch context van het landgoed (bij Bodemzicht), en omdat het mensen aantrekt. Mensen houden ervan als er geen plastic, metalen hekwerken, of doek op het land te zien is. Als het netjes is, zien mensen dat er zorg is voor het land. Ook voor de gemeente is het belangrijk dat het landschap niet ‘verrommelt’.

Keurmerken

Taco heeft er geen, maar voldoet wel strikt aan de BD-richtlijnen, omdat die in lijn zijn met zijn waarden en visie op kringlopen. Sommige tuinders hebben een biologisch keurmerk nodig om op de markt hun producten af te kunnen zetten. Het nadeel ervan is dat het duur is, en een doorlopende kostenpost. Ook heb je te maken met een minimum, en telen veel boeren veel betere kwaliteit dan het keurmerk aangeeft. De Federatie voor Agroecologische Boeren is bezig met een systeem voor intercollegiale toetsing, die de kosten drukken en hogere kwaliteit borgen.

Afsluiting

Alle aanwezigen gaan verrijkt met een hoop informatie naar huis. Opvallend was het open delen van ervaring, niet als concurrenten met tegenstrijdige methoden, maar als mensen met hetzelfde doel. Landbouw is grondgebonden en context (bodem-, cultuur-, klimaat- en boer-) specifiek. Taco lacht: “We doen allemaal wat anders en vinden allemaal dat we gelijk hebben, en dat is belangrijk. Zo komen we met z’n allen vooruit.”

En de uitwisseling is nog lang niet voorbij. We kijken uit naar het vervolg.

Taco Blom boert al 15 jaar volgens de principes van de permacultuur. Taco’s land is 6 ha, waarvan ongeveer 1 ha gebruikt wordt voor groente- en fruitteelt, goed voor 125 huishoudens en het restaurant van landgoed Heerdeberg jaarrond. Op de overige 6 ha vind je voedselbosranden, en (voedsel)bos. Regelmatig nodigt hij varkens en koeien uit om het land te bewerken.

Linder en compagnon Alex hebben permacultuurtuinderij De Voedselketen op 0,6 ha in Oirschot. Daarvan is 4000m2 in productie, waarvan ruim 3000m2 eenjarige groente en de rest meerjarige gewassen. De overige 2000m2 bestaat vooral uit hagen en poeltjes

Anne van Leeuwen en Ricardo Cano Mateo zijn de boeren van regeneratieve demonstratieboerderij Bodemzicht bij Nijmegen. Op 1500m2 telen ze zonder bodembewerking (‘no-dig’) groenten voor zo’n 100 pakketten en levering aan vijf restaurants. De totale grootte van hun no-dig market garden is 3000m2, dat is inclusief paden, vijvers en compostplekken.